de tas, de jas, de toegangspas,
ze zijn vanaf vandaag niet meer van nut
het grijze hoofd (onwennig) wordt gestut,
gevangen in een zijden das
men vindt toch nog een compliment,
een woord, een lach, dan koffie met wat taart
(nog nooit stond men zo om hem heen geschaard,
haast als cipiers van ’t vreemd moment)
ze veinzen afgunst om ’t pensioen
hij voelt het wel, maar speelt gewillig mee
en zegt geen spijt te voelen ‘ach welnee,
er is nog vast veel leuks te doen’
al snel zijn allen uitgepraat,
dan volgt het handen schudden, slap en kort
hij zoekt zijn uitweg op het richtingbord
waar niets meer op te lezen staat
© ton de gruijter