woensdag 29 juni 2016

de uitweg


de tas, de jas, de toegangspas,
ze zijn vanaf vandaag niet meer van nut
het grijze hoofd (onwennig) wordt gestut,
gevangen in een zijden das

men vindt toch nog een compliment,
een woord, een lach, dan koffie met wat taart
(nog nooit stond men zo om hem heen geschaard,
haast als cipiers van ’t vreemd moment)

ze veinzen afgunst om ’t pensioen
hij voelt het wel, maar speelt gewillig mee
en zegt geen spijt te voelen ‘ach welnee,
er is nog vast veel leuks te doen’

al snel zijn allen uitgepraat,
dan volgt het handen schudden, slap en kort
hij zoekt zijn uitweg op het richtingbord
waar niets meer op te lezen staat

© ton de gruijter 

zondag 5 juni 2016

orde


’t is goed bedoelde onschuld, ’t bellen van de tram
wanneer hij na het lossen van de beige groep
zijn spoor weer zoekt
zij weten beter, steken naar de stoep en wachten,
tot zij één voor één zijn ingeboekt

het is een dag als gister was,
’t geluid van buiten, al wat afleidt, veilig achter steen en glas

hier klinken alle stemmen zacht, de glimlach dooft
papieren glijden over ’t sleetse blad van de bureaus,
ervaren handen paraferen blauw en zwart
(een enkel vel legt men apart)
en af en toe verstoort een stempel hier de rust,
alsof hij ’t kussen te wellustig kust

hier is de orde van de dag,
met brood om twaalf en thee om drie
de middagzon verflauwt, aan morgen denkt zij al.

zij worden uitgeboekt,
bereiden zich op ’t bellen van de tram
die straks hun halte zoekt,
en weten, tussen hen die zonder zorgen zijn
(een jongen geeft zijn lief een zoen);
‘er is nog veel te doen’

© ton de gruijter