hij heeft de vingers
wat gespreid
en licht gekromd
want zo kan hij een wonder vangen
zegt de stem
die uit de hemel komt
maar dan passeert een meisje,
op een fiets
ze komt uit niets
ze trapt naar niets
wat is het meer
dan slechts een ogenblik,
meer is het niet
en toch kan zij vertellen
van het geluid van de fanfare
dat nog langzaam van de vensters glijdt,
maar doet het niet
alleen de regendruppels ziet hij zakken
het is weer tijd
want langer duurt het niet
hij hoort het ruisen van de moeder
tot wie hij veroordeeld is
en ruikt te zwart getrokken thee
het meisje heeft het niets bereikt,
zo dicht bij waar hij woont
© ton de gruijter