in al zijn leegte, al zijn maagd’lijkheid,
begrijpt hij wat zij aanstonds doet,
dus ziet hij ’n kaarsvlam in haar lamplicht,
een wijnglas in haar kop met thee
zijn linkerbovenhoek krult om
en verder wacht hij, wacht gedwee
en zij, de blik omfloerst, de tongpunt nat,
versiert het blad met wat zij wilde zeggen
voor zover zij ’t niet vergat
hij drinkt haar inkt, zijn vezels vol
haar schrijfhand tolt de zinnen door
maar desondanks verhult zij zich
en stopt, wellicht daardoor te vlug
hij laat haar vingers langs zijn rug
twee maal een half is hij
zij kust zo fijn zijn buitenzij
hij weet wat hij behoeden moet,
door regels zacht omarmd
hij hoopt dat wie hem straks ontvouwt
door wat zij zeggen wilde
wordt verwarmd
© ton de gruijter
De aanbrenger van lief of leed, glad gestreken of verscheurd?
BeantwoordenVerwijderenwie kan het zeggen? we zullen de ontvanger eens moeten bezoeken.
Verwijderen